Het verhaal van Frank bij Driestroomhuis Jeugd Enzo
Elk jaar beoordelen we de kwaliteit van de verschillende onderdelen van onze organisatie volgens de richtlijnen uit het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. We beschrijven in de rapporten op welke punten we als Driestroom goed scoren en waarin we ons verder kunnen ontwikkelen als het gaat om kwaliteit van zorg. Daarnaast delen de mensen die wij ondersteunen, medewerkers en zorgondernemers hun eerlijke verhaal over hun ervaringen met (kwaliteit van zorg bij) Driestroom. Hieronder het verhaal van Frank bij Driestroomhuis Jeugd enzo.
Het is een drukke boel in de klassieke langgevelboerderij van Frank van Strijen (44) in het Utrechtse Leersum. In het vroegere voorhuis woont hij samen met zijn vrouw en vijf kinderen. In het andere deel is Driestroomhuis Jeugd enzo gevestigd. Een gezinshuis-plus van waaruit hij bovengebruikelijke zorg biedt vanuit het normaal dagelijks leven.
25e initiatief
Frank: ‘In 2012 ben ik gestart met dit Driestroomhuis. Ik had al mijn hele leven met jeugd gewerkt, zowel in de residentiële zorg als in het jongerenwerk en als zelfstandig trainer, toen ik hoorde van het initiatief gezinshuis. “Op ondernemende basis het leven van en met jongeren vanuit je eigen huis vormgeven”, dat sprak mij ontzettend aan. De visie van toenmalig directeur Johan Emons op ondernemerschap en werken, dat klikte met mijn visie en zorgde ervoor dat wij het 25e initiatief werden binnen Driestroom.
Gezinshuis
Ondernemerschap en zorg verlenen gaan hand in hand bij Driestroomhuizen, dat is mooi om te zien. In ons gezinshuis wonen uitsluitend jongens tussen de 12 en 22 jaar. Over het algemeen zijn ze een jaar of 15 als ze hier binnen komen en rond de 21 als ze de deur uitgaan. De meeste van hen zijn tussen hun vierde en zevende levensjaar uit huis geplaatst. Als ze hier komen wonen, hebben ze vaak al vijf tot zeven plekken gehad en ben ik ergens tussen de 50ste en 150ste professional die ze zien. Je begrijpt dat dit zorgt voor chaos als de jongens binnenkomen, maar dat stabiliseert vrij snel.
In ons gezinshuis wonen acht jongens, twee jongens wonen onder begeleiding in een woning op ons terrein en vijf anderen wonen iets verderop zelfstandig in het dorp met onze begeleiding nabij. De jongeren hier hebben te maken met meervoudige complexe problematiek, waarbij ze eigenlijk op weg zijn richting gesloten jeugdzorg en dat proberen wij te voorkomen. Qua zorg zitten wij tussen de residentiële jeugdzorg en de gesloten jeugdzorg in. Naast opvoeding en begeleiding bieden we ook behandeling. We proberen de locatie van het gezinshuis als therapeutisch klimaat in te zetten en hebben hiervoor een multidisciplinair team beschikbaar.
Kwaliteitsborging
Wat we goed doen, is dat we elke jongen zien als uniek. Na alle ervaringen die mijn collega’s en ik hebben opgedaan, begrijpen we veel, maar we begrijpen ook dat we elke keer de puzzel opnieuw moeten leggen. Met open vizier en anders dan we van tevoren gedacht hadden. We duiken er iedere keer opnieuw in om per jongere te kijken wat nodig is. Vaak wordt bij de jongens hier de diagnose oppositionele gedragsstoornis gesteld. Vroeger werd gedacht dat je maar grote, breedgeschouderde mensen moest inzetten om jongeren te domineren richting goed gedrag. Dat is natuurlijk totaal ondoordacht. Ik merk dat die stoornis heel erg omgevingsafhankelijk is en dat het ‘m vooral zit in oppositionele afweer. Vaak zijn deze jongens al van voor hun tiende levensjaar gewend dat niemand ze stuurt, kadert of begrenst en dat is heel onveilig. Wij zorgen hier voor een mix van warmte en harmonie maar ook een hele indringende en begrenzende cultuur. In dat midden voelen de jongens zich op hun gemak. Zelfbepalend gedrag is hier niet aan de orde. “Ik pak” is “ik vraag” en “ik ga” is “mag ik alsjeblieft gaan?”. We hebben hier een jongen in huis die alle stations al heeft gepasseerd. Overal had hij de boel kort en klein geslagen en zijn hele dossier draaide om “ik bepaal”. Dat gedrag hebben we hier totaal omgekeerd en daar is een zachte en lieve jongen voor teruggekomen die op 5 december zelfs mee Sinterklaasliedjes zong.’
Naast begeleiding en opvoeding bieden Frank en zijn team ook behandeling. Frank legt uit: ‘De laatste jaren heeft de behandelcomponent van ons werk veel meer kaders en structuur gekregen. Ik heb fijne mensen om me heen die de cultuur van onze locatie goed begrijpen en tot de beteren in hun vakgebied behoren, zoals een gedragskundige, therapeut en hoofdbehandelaar. Ik heb veel kwaliteit naar binnen kunnen halen om de kwaliteit van ondersteuning te verbeteren. Daarnaast heb ik mezelf laten bijscholen als cognitief gedragstherapeutisch werker.’
Kwaliteitsverbetering
‘Natuurlijk zijn er ook altijd dingen die beter of anders kunnen,’ geeft Frank aan. ‘De regeldruk is de afgelopen acht jaar enorm toegenomen. Dat is ergens heel goed, want je zorgt met publieke middelen voor andermans kinderen in een beperkte ruimte die dicht tegen je privé aan ligt. Het is heel belangrijk om dat goed gecontroleerd te houden. Maar tegelijkertijd ben je op deze manier wel heel veel ballen in de lucht aan het houden. Je wilt ook lekker leven met de jongens, kunnen sporten, barbecueën, erop uit trekken, daarin zit de basis van alles. Als je vervolgens elke dag opnieuw een waslijst van kleine en grote details moet invullen, dan is dat lastig. Hoe zorg je er nu voor dat alle regelzaken eromheen in een mooie cyclus en structuur komen waardoor ze het liefst doorlopend auditwaardig zijn? We zijn daar goed in maar het kan altijd beter. Het liefst hebben we er een medewerker bij die daar continu op toeziet.’
Een jaar corona
Ten tijde van het interview hebben we al meer dan een jaar te maken met het coronavirus. Frank: ‘Terugkijkend zijn we het jaar goed doorgekomen. Het zwaarste voor ons was de saaiheid. Ik ben net zoveel ondernemer als hulpverlener, altijd beweeglijk en met meerdere dingen bezig. Ineens had ik geen afspraken meer, dat was wennen. Het scheelt dat we een groot terrein hebben waardoor we niet binnen klem kwamen te zitten. We zijn veel buiten geweest, hebben lekker gesport en zijn creatief de dagen doorgekomen. Veel van de jongens zitten in examenklassen of op het speciaal onderwijs en dat bleef doorgaan dus daar hebben we weinig hinder aan ondervonden. Ik ben inmiddels ingeënt en mijn medewerkers op korte termijn ook. Ook de 18+ jongens hebben zich al laten vaccineren. Een positief element is dat ik het bellen via Teams heb ontdekt. Natuurlijk is het altijd leuker om mensen in het echt te ontmoeten, maar als ik nu bel met de voogden, dan doe ik dat via videobellen, dat maakt het contact veel echter. Daarnaast heb ik de afgelopen periode mogen proeven van de loyaliteit van mijn medewerkers, dat was heel tof om te zien.’
Passie voor het werk
De passie voor zijn werk is al vroeg ontstaan. Frank: ‘Op mijn zestiende las ik een boek van een dominee die met jongeren aan de slag ging in een achterstandswijk in New York. Terwijl iedereen zei dat hij daar niets mee moest doen, bouwde hij daar heel mooi werk op. Dat heeft iets in mij getriggerd en door de jaren heen ontdek je dan wat je zelf wilt. Werken met mensen is ook werken met jezelf, het is een ontwikkelproces voor jezelf en je komt van alles tegen. De laatste jaren kijk ik wel eens naar mijn jongens zoals een kunstschilder naar zijn doek kijkt. Ik vind het geweldig om soms met een grote kwast en soms maar met één haartje iets precies op de juiste plek te zetten.’
Toekomst
We kijken vijf jaar vooruit, wat zien we dan? Frank: ‘Over vijf jaar verwacht ik dat dit nog steeds mijn verhaal is. Ik kijk ook om me heen naar een tweede locatie voor 18+ jongens. Daarnaast ben ik door iemand uit mijn netwerk gevraagd om eenzelfde locatie op te zetten voor meiden want dat is er nog niet. Wie weet wat er allemaal op mijn pad komt.’